Le plat pays: het vlakke Meetjesland
Het reliëf en de bodemgesteldheid vormen als het ware de fundering van een landschap en zijn bepalend voor het landschapsbeeld: ze bepalen onze hele ruimtelijke ordening en de manier waarop we leven, wonen en werken. Ook de natuurwaarden worden in sterke mate bepaald door de ondergrond: klei of zand, zuur of kalkrijk, nat of droog, alle zijn ze sterk bepalend voor wat groeit, bloeit en rondloopt. Reden genoeg om even stil te staan bij die ondergrond.
Vereenvoudigde geologische kaart van Vlaanderen (bron: Lanckact, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=94653173)
Geel aangegeven zie je de grote Vlaamse Vallei (zandstreek)
De Vlaamse Vallei, een grote zandbak
Het grootste deel van het Meetjesland is zo plat als een pannenkoek. Dat komt doordat de ondergrond uit relatief grove korrels zand bestaat. Die zandkorrels gaan snel rollen, waardoor een zandige ondergrond meestal behoorlijk vlak is.Om de oorsprong van die grote zandbak te begrijpen, moeten we terug in de tijd. Ongeveer 2,5 miljoen jaar geleden vatte het Pleistoceen aan, een geologische periode die zich kenmerkte door de opeenvolging van ijstijden en tussenijstijden.
Tijdens de ijstijden vormden zich enorme ijskappen aan de polen (de verste uitbreiding reikte zelfs tot Midden-Nederland), waarin een gigantische hoeveelheid water gevangen zat. Dit had als gevolg dat de zeespiegel dramatisch daalde, waarbij onder meer grote delen van de zuidelijke Noordzee droogvielen en Engeland gewoon over land te bereiken was.
De tussenijstijden werden dan weer gekenmerkt door een zacht klimaat, te vergelijken met vandaag. De ijskappen smolten en het zeeniveau steeg sterk, waardoor grote delen land werden overspoeld. De ijstijden hadden een grote impact op het landschap, ook in streken zoals Vlaanderen die nooit bedekt werden met een ijskap. Doordat de zeespiegel zo sterk was gedaald, moesten rivieren zoals de Leie en de Schelde een veel grotere hoogte overwinnen. Waar onze rivieren vandaag zachtjes kronkelen doorheen het landschap, waren het toen snelstromende tot lokaal zelfs kolkende waterlopen met een sterk schurende kracht.
Voor wie het landschap kan ‘lezen’, draagt het nog steeds de sporen van de toenmalige Vlaamse Vallei: in het Meetjesland zijn dat de vlakke vergezichten met rivieren, bossen en houtkanten zoals hier in de Vallei van de Oude Kale (foto: Ludo Goossens)
Dit water schuurde zijn weg uit in naar het noordwesten, in de richting van het laaggelegen Noordzeebekken. Op die manier vormde zich grofweg tussen 800.000 en 400.000 jaar geleden ten noorden van Gent een enorme vallei: de Vlaamse Vallei. De bodem van dit uitgeschuurde dal ligt op 25 meter onder de huidige zeespiegel, en ter hoogte van Eeklo is deze vallei ongeveer 30 kilometer breed.
Het gaat overigens niet alleen om de vallei van de Schelde en de Leie, maar om een heel stelsel waar ook de voorlopers van de Dijle, Rupel, Dender, Zenne en Nete deel van uitmaakten. De geschiedenis van de Vlaamse Vallei leest als een verhaal van steeds opeenvolgende uitschuringen en opvullingen. In de warmere tussenijstijden kon het zeewater binnendringen langs die grote vallei, waarbij heel wat slib werd afgezet. Ook de rivieren namen zand en leem mee op hun tocht, die in de vallei werden achtergelaten. In koude periodes vond steeds weer uitschuring plaats, al werd er in de vallei ook zand afgezet door de wind.
De laatste grote (her)uitschuring vond plaats aan het begin van de laatste ijstijd, goed 100.000 jaar geleden. De finale opvulling van de Vlaamse Vallei situeert zich dan weer in de laatste ijskoude en zeer droge fasen van die laatste ijstijd, ongeveer 15.000 jaar geleden. Vanuit de droog liggende Noordzee werden enorme hoeveelheden zand in de trechtervormige vallei geblazen, waardoor deze nagenoeg tot aan de rand werd opgevuld. Het sluitstuk van deze opvulling was de creatie van een massieve duinrug, haaks op de heersende windrichting en dwars over de vallei: de zogenaamde zandrug Maldegem-Stekene. De zandige opvulling van de Vlaamse Vallei en de afsluitende zandrug waren dermate massief, dat de Schelde zijn loop verlegde naar het oosten en tot vandaag over Antwerpen in zee uitmondt. Over en uit met de Vlaamse Vallei.
De Lembeekse Bossen liggen knal op de zandrug Maldegem-Stekene. De restanten van deze zandrug zijn dan ook de favoriet bij offroad-fietsers. (foto: Ludo Goossens)
Restanten van de Vlaamse Vallei
Vandaag lijkt elk spoor van de Vlaamse Vallei uit het landschap verdwenen, maar als je goed kijkt, kan je overal sporen herkennen. Om te beginnen zie je overal de randen van de vallei: de heuvels van Gent in het zuiden, de cuesta Zomergem-Oedelem en de formatie van Aalter in het zuidwesten, de Boomse klei in het oosten: stuk voor stuk harde ondergronden (klei, veldsteen) die erg resistent zijn tegen erosie en konden weerstaan aan de schurende werking van het Scheldewater.
Een tweede gemakkelijk herkenningspunt is de zandige vulling van de vallei. Deze grote zandbak is overwegend vlak, op een lokale zandduin en wat zachte golving na. Dat zand kan je bovendien erg gemakkelijk herkennen aan het bodemgebruik: zandgronden zijn minder vruchtbaar en eigenlijk niet geschikt voor intensieve akkerbouw. In de middeleeuwen werden grote delen van het Meetjesland gedomineerd door grasland (zowel weiden als hooiland), vandaar ook de typische inrichting in langwerpige percelen – de ‘meetjes’. De laatste decennia zie je er echter vooral maïs. Deze teelt gedijt aardig op minder vruchtbare gronden zoals zandgrond en is bovendien erg resistent tegen grote hoeveelheden drijfmest afkomstig uit de intensieve varkenshouderij.
Vlak, vlakker, vlakst: het Krekengebied
Als je op de bodemkaart kijkt, kan je in verwarring zijn door het Krekengebied (Assenede, Sint-Laureins). Hier is immers geen zand aangeduid, maar klei. Die klei is een paar honderd jaar geleden door de zee aangevoerd en bedekte het zand van de Vlaamse Vallei als een soort dekentje. De dikte van dat kleidek varieert van een tiental centimeter tot hooguit enkele meters. Onder dat dekentje zit een volledig begraven landschap verscholen, voor zover het niet is weggeschuurd door de getijdenwerking vanaf de 14de eeuw.
Deze klei is aangevoerd door zeewater en meestal in rustige omstandigheden afgezet. Hierdoor is het landschap in het Krekengebied zo vlak als een biljarttafel: als er in het landschap een zandduin aanwezig was, dan is die meestal mooi ingekapseld en uitgevlakt door de zeeklei. Hier en daar zijn wel nog een aantal zandruggen die net te hoog waren en aan het oppervlak liggen, zoals ter hoogte van Waterland-Oudeman.
Vlakker dan vlak: een deken van klei bedekte de Vlaamse Vallei in het Meetjeslands Krekengebied, dat later opnieuw werd omgewoeld door de getijdenwerking en ingrepen van de mens (foto: Ludo Goossens)
Bergop en bergaf: de cuesta Zomergem-Oedelem en de Formatie van Aalter
Tussen Zomergem en Oedelem strekt zich een langgerekte heuvel uit, die zuidoost-noordwest georiënteerd is. Met zijn 30 meter hoogte torent de heuvelrug behoorlijk uit boven de aanpalende Vlaamse Vallei, die ten noorden ervan ligt. Op en langs deze heuvel liggen onder meer het Drongengoed en het Maldegemveld.
De ondergrond van deze heuvel bestaat uit zeer zware zeeklei, een pakket van tientallen meters dik dat in het Eoceen werd afgezet (Bartoon, ongeveer 40 miljoen jaar geleden). Deze kleilaag is een oude zeebodem en helt af naar het noordoosten, in de richting van de toenmalige kustlijn. Nadat de zee zich had teruggetrokken bleef een dik kleipakket achter, dat zeer resistent bleek tegen uitschuring.
Cuesta’s zijn langgerekte heuvels met een asymmetrisch profiel die door de samenstelling van de verschillende bodemlagen een steilrand in het zuiden en een zachte aflopende helling in het noorden hebben (bron figuur: Chantal Martens, Natuur en landschap Meetjesland, lente 2010)
Gedurende miljoenen jaren werd deze kleilaag blootgesteld aan de uitschurende krachten van water en wind. In het noorden werd de grote Vlaamse Vallei uitgeschuurd, maar het kleipakket bood hardnekkig weerstand. In het zuiden zocht de Hoogkale zijn weg richting Schelde; ook deze rivier botste op de kleilaag en zocht een weg ten zuiden van de klei, waar meer zandige lagen zijn. Het resultaat van al die uitschuring is een zogenaamde cuesta: een langgerekte heuvel met een asymmetrisch profiel dat een steilrand in het zuiden en een zachte aflopende helling in het noorden heeft. De heuvel die we vandaag zien, is dus louter het gevolg van het wegschuren van materiaal.
Dat proces herhaalt zich opnieuw ten zuiden van de Hoogkale (actuele Brugse Vaart), ter hoogte van Aalter. De ondergrond bestaat immers uit een opeenvolging van lagen die door de zee afgezet zijn, de ene al compacter dan de andere. In Aalter dagzoomt een pakket dat bestaat uit zeer compact zand en veldsteen, afgezet rond 48 miljoen jaar geleden. Ook deze laag bleek redelijk bestand tegen erosie, wat het golvend reliëf daar verklaart.
Sam De Decker, artikel in het tijdschrift Natuur en landschap Meetjesland, winter 2022