Een boomgaard natuurlijker aanpakken: vier eenvoudige tips

Het Leader-project rond boomgaarden waar we samen met het Regionaal landschap Meetjesland en Leievallei aan werken, loopt op zijn einde. In 2023 en 2024 inventariseerde de Natuurhistorische Werkgroep Meetjesland vier boomgaarden met hooiland, met als doelstelling de eigenaars te adviseren rond een soortenrijk beheer. Maar iedereen met een boomgaard of tuin kan aan de slag met deze adviezen.

In 2023 inventariseerden onze vrijwilligers de Faictboomgaard in Watervliet, beheerd door Natuurpunt Meetjeslandse Kreken, en de boomgaard in de Lange Moeiakker in Eeklo, beheerd door de stad Eeklo en het woonzorgcentrum Avondzegen. In 2024 zijn een private boomgaard in Sleidinge (Eeksken) en in Oosteeklo (Bijsterveld) aan de beurt, maar daar zijn nog geen definitieve resultaten van aangezien de inventarisaties tot eind dit jaar doorlopen. Tussen maart en oktober werd in elke boomgaard minstens 25 keer geïnventariseerd, met als doel het vaststellen van de biodiversiteit in het gebied. Aan de hand van die bevindingen werd voor elke boomgaard een specifiek beheeradvies opgemaakt waarmee de beheerders aan de slag kunnen om de biodiversiteit nog te verbeteren. Heel wat maatregelen uit dat beheeradvies kunnen ook algemeen toegepast worden in boomgaarden en/of graslanden. We vermelden er hier enkele.

tip 1

Verschraal je graslanden: maaien én afvoeren!

Twee keer per jaar maaien en afvoeren is ideaal, maar het kan nuttig zijn om de eerste jaren drie keer per jaar te maaien om dominante grassoorten af te remmen. De eerste maaibeurt voer je sowieso vóór half mei uit, want dan worden bloemplanten bevoordeeld tegenover grassen. Een tweede maaibeurt kan vanaf eind juni. Het zo snel mogelijk afvoeren van het maaisel is trouwens essentieel, want maaisel bemest de bodem waardoor je brandnetels en nog meer dominant gras kweekt. Je kan het maaisel wel eerst een paar dagen laten drogen zodat het gemakkelijker af te voeren is.

Daarnaast zijn enkele voedselminnende plantensoorten in de randen en ruigtes ook belangrijk voor de biodiversiteit, dus geef soorten als haagwinde, braam, brandnetels en kleefkruid zeker ook een plek. Ruigtes in het open, schrale grasland zijn belangrijk voor de overwintering van insecten en zijn ook het leefgebied van sprinkhanen.

Maaien hoeft niet altijd machinaal, het kan ook met de zeis

tip 2

Gefaseerd maaibeheer: paadjes en golven

Bij gefaseerd maaien wordt niet de hele vegetatie tegelijkertijd gemaaid. Het ongemaaide deel kan bij een latere maaibeurt alsnog gemaaid worden, terwijl dan een ander deel van de oppervlakte ongemaaid blijft. Het idee hierachter is dat op deze manier ook na een maaibeurt foerageer- en schuilmogelijkheden overblijven voor kleine dieren. Bovendien nodigt deze avontuurlijke maaivorm uit om in de boomgaard te wandelen, te zitten, te genieten.

➜ Hoe pak je dit aan? Maai patronen in het grasland zoals een weggetje, een paar ‘pleintjes’ en een cirkel rond een boom. Dit is belangrijk voor rupsen van vlinders die van grassen leven en de kans krijgen om te overwinteren in een ongemaaid deel.

Je kan nog een stap verder gaan en sinusbeheer toepassen. Door met bochten (sinussen) te werken, creëer je overal een microklimaat, windluwe plekjes, vochtigere of drogere omgevingen en koelere of warmere zones waar een grote diversiteit aan soorten zijn plekje vindt, op ieder moment van de dag en dit over het hele perceel.

➜ Hoe pak je dit aan? Je begint vroeg in het voorjaar met een sinuspad door het gras heen te maaien. Omdat de vegetatie op dit pad lager is, creëer je een goed klimaat voor insecten. Door het hoge gras eromheen blijft het gemaaide pad namelijk warmer. Laat ongeveer 40% van de vegetatie staan. Wanneer je eind juni de tweede maaironde doet, maai je aan één kant van het sinuspad het hoge gras weg. Aan het sinuspad zelf doe je niks. Je hebt nu dus een korte, pas gemaaide strook, een middelhoge vegetatie uit de tweede maaibeurt en het gras aan de ongemaaide kant van het sinuspad dat blijft staan. In een volgende ronde maak je een nieuw, grillig sinuspad en kies je de stukken die zijn blijven staan uit de eerste maaironde. Door altijd 10% van de vegetatie langer dan een jaar te laten staan, creëer je bovendien ook overwinteringszones voor faunasoorten.

tip 3

Groen rond je fruit

Heel wat wilde dieren vinden voedsel, beschutting en nestgelegenheid in houtkanten, struiken en gemengde hagen. Verschillende insecten, vogels en zoogdieren profiteren van deze natuurlijke verbindingen en bestrijden bovendien plaagsoorten in de boomgaard. Beperk je niet tot één soort: vroeg- en laatbloeiers en besdragende soorten zorgen het hele jaar door voor een ideale bloei- en vruchtenboog. Het beperkt ook de mogelijke besmetting van ziekten veroorzaakt door schadelijke organismen. Kort geschoren hagen bloeien meestal niet uitbundig en geven dus ook geen nectar en stuifmeel voor de nuttige insecten.

tip 4

Takkenwallen

Pas gesnoeid? Leg de takken op een takkenhoop of een takkenwal. In en tussen dode takken vinden insecten, egels en andere kleine zoogdieren hun toevlucht. Hoe dichter bij de voedselbron (zoals de bloesems van fruitbomen), hoe groter de kans dat zich hier meer soorten bestuivers vestigen. Hetzelfde geldt voor een rommelig hoekje waar bladeren, doorgeschoten kruiden of takken zijn blijven liggen. Dood hout is een voedselbron voor allerlei zwammen die ook verschillende insecten huisvesten. Het is uiteraard niet aangewezen om weggesnoeide takken die door parasitaire schimmels of bacteriën besmet zijn te laten liggen.

Dit artikel verscheen in het herfstnummer 2024 van het tijdschrift Natuur en landschap Meetjesland

Frederik Lapeirre en Gaea Rysselaere
Heel veel dank aan Chris Bruggeman en alle inventariseerders voor hun werk

Meer advies

Ben je geïnteresseerd in de inventarisaties en ons advies of ben je op zoek naar gepersonaliseerd advies? Contacteer ons via info@npmeetjesland.be of info@rlml.be