Spoorwerken tussen Maria-Aalter en Landegem leggen Meetjeslands zeeverleden bloot
In 1994 startte de aanleg van een derde en vierde spoor tussen Gent en Brugge. Infrabel vernieuwt ook de stopplaatsen in onder meer Hansbeke, Bellem, Maria-Aalter en Aalter en vervangt overwegen door tunnels. Daarnaast bouwt de spoorwegbeheerder samen met de NMBS nieuwe bruggen, legt langswegen aan, plaatst omheiningen en geluidsmuren en vernieuwt de stationsbuurten. Al die ingrepen hebben een grote impact op het landschap in onze regio. En bij de grondwerken komt het miljoenen jaren oude verleden van onze streek boven…
Geologische formaties
Verschillende aardlagen zijn bij de werken langs het spoor blootgelegd. Die afzettingen worden ingedeeld in ‘geologische formaties’. Dat zijn eenheden met een min of meer gemeenschappelijke oorsprong en ouderdom. Formaties bestaan doorgaans uit verschillende gesteenten, waaronder ook zand, silt, klei en grind. Op basis van de gesteentesoort spreekt men dan over een ‘lid’ van een formatie. Zo toont het geologisch profiel op het spoortraject tussen Maria-Aalter en Landegem dat ‘leden’ met verschillende gesteentesoorten aan de oppervlakte komen. Op dat traject vinden we zand, klei en grind uit het Pleistoceen (-2,58 miljoen tot -11.700 jaar) en het Holoceen (-11.700 tot nu).
Ook veel oudere mariene zanden, zandsteenbanken en glauconietzanden uit het Eoceen Ypresiaan tot Lutetiaan (-50 tot -41,3 miljoen jaar) komen tevoorschijn.
Onvoorstelbaar verleden
Langs de spoorweg tussen Landegem en Maria-Aalter hebben de werken lagen met kenmerkende fossielen uit de genoemde formaties en ‘leden’ blootgelegd, althans tijdelijk en gedeeltelijk. Ze helpen ons om het landschap van lang geleden te reconstrueren. Ze getuigen van een verleden met een ander klimaat en sterke natuurkrachten.
De eocene afzettingen en fossielen tonen dat onze regio 50 tot 40 miljoen jaar geleden – toen de hele planeet een warm en nat klimaat kende – een ondiepe, tropische strandomgeving was. Op die stranden werden later nog andere mariene sedimenten afgezet. In het Plioceen vanaf ongeveer 5 miljoen jaar geleden startte erosie onder invloed van de dalende zeespiegel. Als in het Pleistoceen dan de glacialen (‘ijstijden’) en interglacialen (‘tussenijstijden’) hun intrede deden, kwam de erosie tot een climax. Van 380.000 tot 130.000 jaar geleden ontstond de Vlaamse vallei. Daarover lees je meer in dit artikel van Sam De Decker.
Wand van een nieuwe langsgracht in Maria-Aalter: hier zie je het kalkhoudende zand uit het Eoceen Ypresiaan (-50 miljoen jaar) met een typische gelaagdheid en fossiele graafgangen (foto: Geert Bogaert)
Schematisch geologisch profiel langs de spoorweg tussen Maria-Aalter en Landegem. De roze en groen gekleurde lagen dateren uit het Eoceen, de gele en oranje uit het Pleistoceen en Holoceen (basis: Geografische Data-Infrastructuur Vlaanderen)
Vele van de voor-pleistocene zeeafzettingen in onze regio werden door krachtige waterstromen weer weggespoeld en de oerrivieren die de Vlaamse Vallei uitschuurden, sneden zich tot in de eocene lagen in. Daardoor liggen de 50 miljoen jaar oude mariene zanden van het ‘Lid van Aalterbrugge en Vlierzele’ (deel van de Formatie van Gentbrugge) plaatselijk nu toch weer aan het oppervlak.
Opmerkelijk is voorts dat in de hoogte van Aalter de eocene lagen van het ‘Lid van Oedelem’ (Formatie van Aalter) en een deel van de Formatie van Lede bewaard bleven. De afzettingen waren hier mogelijk iets resistenter waardoor ze in mindere mate door de pleistocene waterstromen en andere geologische invloeden werden geërodeerd. Anders gezegd: de heuvel van Aalter bleef overeind in een omgeving die werd weggespoeld naar of vanuit de laagte die we nu de depressie van het kanaal Gent-Brugge noemen.
Souvenirs
De formaties die door de spoorwerken tussen Landegem en Maria-Aalter zijn ontsloten, zullen weldra helemaal onder afwerklagen en begroeiing verdwijnen. We konden enkele gesteenten en fossielen uit de blootgelegde lagen bewaren. De foto toont een selectie ervan. De vondsten geven een idee van de immense evoluties in ons landschap.
Uit de Formatie van Gentbrugge, Lid van Aalterbrugge en Vlierzele (vindplaats Maria-Aalter):
[1] Ophiomorpha nodosa: sporenfossiel, graafgang van schaaldieren;
[2] Skolithos linearis: sporenfossiel, graafgang van wormen;
[3] Thallasinoides: sporenfossiel, vertakte graafgang, vermoedelijk van schaaldieren;
[4] ligniet: verspoelde bruinkool uit de horizon van Aalterbrugge;
[5] kalksteen met schelpresten;
[6] kiezelzandsteen met potholes (erosiekuilen), te beschouwen als fossiele zeebodem;
[7] verkiezeld hout, gevormd uit aanspoelsel op het eocene strand;
[8] Ostrea sp.: oester;
[9] ‘veldsteen’ (vindplaats Hansbeke): glauconiethoudende kiezelzandsteen. Mogelijk is de Kraenepoel in Bellem ontstaan door het graven naar deze steen (de alternatieve verklaring is turfwinning). Meerdere gebouwen in de regio zoals de kerken in Nevele, Merendree, Aalter, Lotenhulle en Vinkt en de dijk rond de Kraenepoel zijn deels uit ‘veldsteen’ opgetrokken.
Uit de Formatie van Aalter, Lid van Oedelem (vindplaats Hansbeke, Bellem, Aalter):
[10] Venericor planicosta: uitgestorven ‘Zwinkokkel’, typisch voor één horizon in de Formatie van Aalter; verder in de rij: exemplaar met coquina (eerder losse, onvolledig omgezette schelpresten), exemplaren in diverse stadia van verwering;
[11] Turritella solanderi: uitgestorven penhoren typisch voor een andere horizon in de Formatie van Aalter
Uit de Formatie van Gent (Pleistoceen) (vindplaats Maria-Aalter):
[12] silex met fossiele glasspons: kei afgezet in het Pleistoceen, maar afkomstig uit het Krijt
(-145 tot -66 miljoen jaar) en dus ouder dan alle andere getoonde vondsten
Uit de Formatie van Gent (Holoceen) (vindplaats Bellem):
[13] tand van een herkauwer;
[14] Dreissena polymorpha: subfossiele driehoeksmossel uit zoet water, een ‘exoot’ in West-Europa sinds de 19de eeuw;
[15] Crassostrea gigas: Japanse oester, vermoedelijk meegekomen met suppletiezand.
Een kei met een verleden
Deze silex-kei, gevonden in Maria-Aalter, bevat de resten van een glasspons. Hij dateert uit het Krijt (145 tot 66 miljoen jaar geleden). Tegenwoordig denkt men dat silex ontstaat door kristallisatie van opgelost silica (SiO2) in kalkmilieus. De zeer kleine kristallen zouden vooral groeien rond dode organismen of in graafgangen. De kei met glasspons komt wellicht uit Frankrijk. Pleistocene stromen voerden hem uit hoger gelegen, geërodeerde Krijtformaties naar onze regio mee. Dat de steen is gebarsten en op het breukvlak glanst, toont een ander aspect van zijn verleden: hij moet lange tijd aan de oppervlakte hebben gelegen, aan een guur klimaat zijn blootgesteld en door zand in de lucht of het water zijn gepolijst.
Zwinkokkel in de wand van de spoortunnel in de Bellemstraat (Aalter)
De Zwinkokkel (Venericor planicosta) is het bekendste fossiel uit de Formatie van Aalter. De uitgestorven tropische soort kreeg die naam omdat ze aan de Noordzeekust te vinden is, vaak aan de Zwinmonding. Ze is daar mee- of aangespoeld uit de ongeveer 48 miljoen jaar oude eocene lagen. De Zwinkokkel met zijn dikke schelp en brede, afgeplatte ribben is overigens niet verwant aan de kleinere en meer dunschalige Kokkel (Cerastoderma edule) die nu aan de kust van Noorwegen tot West-Afrika en in de westelijke Middellandse Zee leeft.
Geert Bogaert, uitgebreide versie van het artikel in het tijdschrift Natuur en landschap Meetjesland, winter 2022