De functie van zwammen in de natuur
Waar planten door fotosynthese in hun eigen voedsel voorzien, kunnen andere organismen dat niet. Zwammen moeten het van ergens anders halen, net als de dieren. Ze zijn wat men noemt ‘heterotroof’, planten zijn ‘autotroof’.
Dankzij enzymen bezitten zwammen de eigenschap om allerlei organische stoffen te verteren en stellen daarbij mineralen en andere voedingsstoffen vrij, die op hun beurt weer planten ten goede komen. Als opruimers of reducenten spelen zwammen en schimmels daarom een fundamentele rol in onze natuur.
Om voedsel in de vorm van suikers op te nemen maken de verschillende zwammensoorten gebruik van een aantal strategieën. Ofwel leven ze als parasieten ten koste van andere levende organismen. Ofwel stellen ze zich tevreden met afgestorven materiaal en worden dan als opruimers of saprofyten bestempeld. Ofwel gooien ze het op een akkoordje met een ander organisme, waarbij een win-winsituatie ontstaat.
Parasieten: voorbodes van de dood
Als geparasiteerde kan het gaan om bomen en ander plantaardig materiaal, maar evengoed om dieren, mensen en… paddenstoelen. Bij veel plantenziektes zijn schimmels de oorzaak. Denk ook aan hardnekkige mycosen bij mensen en dier. De rupsendoder bijvoorbeeld parasiteert op ondergronds levende poppen van nachtvlinders. De kostgangersboleet vind je dan weer op de gele aardappelbovist. Er zijn de obligate parasieten die, eenmaal hun gastheer sterft, zelf ook ten dode opgeschreven zijn. Bij niet-obligate parasieten raakt het slachtoffer (deels) geïnfecteerd, maar niet meteen met fatale afloop. Men spreekt dan over zwakteparasieten. Bij bomen bijvoorbeeld dringen sporen binnen via beschadiging van stam of tak. Daaruit ontwikkelen zich zwamdraden die later een onzichtbaar mycelium (= zwamvlok) vormen in het hout. Als dan tenslotte een vruchtlichaam of paddenstoel tevoorschijn komt, is een redding van de boom onherroepelijk te laat. De zwam zal verder werken aan de afbraak van het dode hout en zo aansluiten bij de volgende groep. Men spreekt ook van necrotrofe parasieten. Voorbeelden zijn onder andere de platte tonderzwam, de reuzenzwam en de sombere honingzwam.
Saprofyten of opruimers: poetsdienst aan huis
Zij vertegenwoordigen het grootste deel van onze paddenstoelen en staan in voor het opruimen van allerlei dood materiaal als hout, bladeren, stengels, vruchten, mest. Denk bijvoorbeeld aan sommige inktzwammen op houtsnippers, zwavelkopjes op stronken, elfenbankjes op takken,… Bij het verteren van hout maakt men onderscheid tussen witrot en bruinrot. Hout bestaat immers uit houtstof of lignine en cellulose. Een aantal zwammensoorten breken enkel cellulose af en veroorzaken zo bruinrot of kubusrot. Veelal gaat het om opruimers van naaldhout, maar bijvoorbeeld ook om de berkenzwam. Witrotters als tonderzwammen en elfenbankjes breken zowel lignine als cellulose af en zijn meestal terug te vinden op loofhout.
Dankzij een groter aanbod aan dood hout in onze bossen zijn saprofyten er over het algemeen flink in opmars. Het substraat waarop saprofyten groeien zit soms ondergronds, zodat ze mogelijk verward kunnen worden met de volgende groep.
Symbionten: tegen kost en inwoon
Een wel heel bijzondere vorm van symbiose is die bij korstmossen of lichenen. Het gaat om een heel nauwe samenlevingsvorm van een alg en een zwam. De alg zorgt als plant via fotosynthese voor de kost, de zwam biedt dan zogenaamd inwoning en bescherming.
Uiterst belangrijk in onze bossen en lanen zijn de boombegeleiders of ecto-mycorrhizavormers. Die rol vervullen de russula’s, boleten, amanieten, gordijnzwammen, vezelkoppen, ridderzwammen, melkzwammen en fopzwammen, maar ook aardappelbovisten, truffels en stekelzwammen. Hierbij gaat de zwam via zijn mycelium het worteloppervlak van de boom sterk uitbreiden. De boom kan daardoor rekenen op een betere wateropname, krijgt via de zwam een toegift aan mineralen en zelfs extra bescherming tegen infecties. In ruil onttrekt de zwam de nodige suikers aan de boom. Maar er is meer: de wijd uitgedijde mycelia vormen een ondergronds netwerk, het zogenaamde ‘wood wide web’, waardoor de bomen in een bos (zelfs verschillende soorten) onderling in verbinding staan en effectief met elkaar communiceren. Het belang van mycorrhizavormers in onze bossen op armere zandbodems wordt doorgaans onderschat maar blijkt cruciaal. Sommige van deze symbionten zijn waard-specifiek: ze groeien bij één soort, zoals gele ringboleet bij lariks of kaneelkleurige melkzwam bij eik. Andere zoals eekhoorntjesbrood of geelwitte russula sluiten een deal met meerdere boomsoorten.
Bij onder andere esdoorn of es zal je geen boombegeleidende paddenstoelen aantreffen. Die boomsoorten krijgen dan wel intern gezelschap van andere schimmels (arbusculaire mycorrhiza’s) die doordringen tot in de cellen van de wortelschors maar die geen vruchtlichamen voortbrengen. Analoog kennen ook orchideeën en heidesoorten hun specifieke ‘schimmelvennoot’.
Symbionten bij bomen zijn de laatste decennia achteruit gegaan, op een paar uitzonderingen na zoals de vliegenzwam. Boosdoeners zijn verdroging, verzuring door vermesting, versnippering van het bosareaal, verdichting van de bodem en het bosbeheer dat sedert de jaren 1960 sterk is veranderd. Dit is een veeg teken voor de gezondheid van bomen en bossen!
Paddenstoelen als voedsel
Paddenstoelen dienen ook als voedsel voor allerlei dieren, in het bijzonder voor diverse insecten en hun larven, maar ook voor kleine en grote zoogdieren zoals eekhoorns en wilde zwijnen. Slakken zijn eveneens grote liefhebbers van paddenstoelen, zelfs van de giftigste. Veel soorten mijten, springstaarten en aaltjes eten zwamdraden. Ook de mens weet een beperkt aantal soorten culinair te appreciëren, soms met minder gelukkige afloop…
Wildplukken in de Vlaamse natuur is trouwens verboden. Digitaal plukken kan wel: neem een foto en deel je waarneming op de app Obsidentify. www.natuurpunt.be/de-digitale-paddenstoelenpluk
Lia Van Landschoot, artikel in het tijdschrift Natuur en landschap Meetjesland, herfst 2022